Deze complete padel termen woordenlijst is er voor iedereen die graag de betekenis wil weten van 1 of meerdere termen die in padel worden gebruikt. Omdat veel Engelse en Spaanse woorden gebruikt worden in deze sport hebben wij alle belangrijke termen en betekenissen hiervan op een rijtje gezet.
Een snel overzicht
ToggleA – Padeltermen met de ‘A’
Ace: Een service die direct een punt oplevert, omdat de tegenstander de bal niet raakt.
Advantage: Voorsprong na deuce.
Agressief spel: Een speelstijl waarbij de speler constant druk zet op de tegenstander.
Australische opstelling: Een bepaalde manier van serveren, waarbij de netspeler altijd op dezelfde plek staat, ongeacht aan welke kant er wordt geserveerd.
B – Padeltermen met de ‘B’
Bandeja: Een specifieke slagencombinatie, waarbij de bal met een vlakke slag wordt gespeeld.
Backhand: Slag aan de niet-dominante kant van de speler.
Beach padel: Variant van padel die op het strand wordt gespeeld.
Buy: Automatische doorgang naar de volgende ronde zonder te spelen.
C – Padeltermen met de ‘C’
Chiquita: Een zachte, korte slag die net over het net gaat.
Cross-court: Slag die diagonaal over het veld gaat.
Court: Het speelveld waar padel wordt gespeeld.
D – Padeltermen met de ‘D’
Deuce: Wanneer beide spelers of teams een gelijk aantal punten hebben bij 40-40.
Drive: Een krachtige, lage slag die vaak langs de zijlijnen wordt gespeeld.
Drop shot: Een zachte slag die dicht bij het net valt om de tegenstander te verrassen.
E – Padeltermen met de ‘E’
Eindschot: Een laatste, beslissende slag die een punt of wedstrijd afsluit.
Eerste service: De eerste poging om de bal in het spel te brengen.
F – Padeltermen met de ‘F’
Fault: Een foutieve service.
Finesse shot: Een nauwkeurige en goed geplaatste slag die de tegenstander in de problemen brengt.
Forehand: Slag aan de dominante kant van de speler.
Foot fault: Een overtreding waarbij de serveerder de basislijn overschrijdt voor het raken van de bal.
G – Padeltermen met de ‘G’
Game: Een deel van de set die een speler wint door vier punten te scoren en minstens twee punten voorsprong te hebben.
Gancho: Een gancho is een smash die lijkt op een bandeja, maar met een belangrijk verschil. Bij een gancho wordt de bal boven je hoofd geraakt in plaats van naast je.
Golden point: Het beslissende punt in een game bij gelijkspel (deuce).
Glaswand: De glazen wanden die deel uitmaken van de padelbaan en het spel beïnvloeden.
H – Padeltermen met de ‘H’
Halfvolley: Een slag waarbij de bal net na de stuit wordt geraakt.
Hawk-eye: Technologisch systeem dat gebruikt wordt om de balbanen te volgen en close calls te beoordelen.
Hoge lob: Een hoge bal die over de tegenstander heen wordt geslagen om tijd te winnen.
Hek: Het hekwerk dat gebruikt wordt rondom de padelbaan
I – Padeltermen met de ‘I’
Ingame coaching: Coaching die tijdens de wedstrijd plaatsvindt.
Inside-out: Een slag waarbij de bal naar de tegenovergestelde kant van de oorspronkelijke positie van de speler wordt geslagen.
Interval: Pauze tussen de games of sets.
J – Padeltermen met de ‘J’
Jammer: Een onverwachte fout of misser tijdens het spel.
Jump smash: Een smash waarbij de speler omhoog springt om de bal met kracht te raken.
K – Padeltermen met de ‘K’
Kick serve: Een service waarbij de bal een hoge stuit maakt na het raken van de grond.
Knock-out: Een toernooiformat waarbij de verliezer direct uitgeschakeld is.
Krachtige backhand: Een sterke slag aan de niet-dominante kant van de speler.
L – Padeltermen met de ‘L’
Lob: Een hoge bal die over de tegenstander heen wordt geslagen.
Let: Een herhaling van de service, meestal vanwege een storende factor of wanneer er onduidelijkheid is over een punt.
Lijnen: De markeringen op het veld die de grenzen van het speelveld aangeven.
M – Padeltermen met de ‘M’
Match point: Het punt dat, als het gewonnen wordt, de wedstrijd beslist.
Mixed doubles: Een dubbelspel waarbij teams bestaan uit een man en een vrouw.
Mini-break: Het winnen van een punt op de service van de tegenstander in een tiebreak.
N – Padeltermen met de ‘N’
Net play: Het spel dicht bij het net.
Niemandsland: De plek op de padelbaan waar je niet wilt staat, deze plek is vaak in het midden van de padelbaan.
No-ad scoring: Een puntensysteem zonder voordeel; het eerstvolgende punt na deuce wint de game ook wel Golden Point genoemd.
Net cord: Wanneer de bal het net raakt en toch over het net gaat tijdens een rally.
O – Padeltermen met de ‘O’
Overhead: Een slag boven het hoofd, vaak gebruikt bij smashes.
Out: Een bal die buiten de lijnen landt.
Opstelling: De positionering van spelers op het veld.
P – Padeltermen met de ‘P’
Padel racket: Het racket dat in padel wordt gebruikt.
Padelballen: De ballen die in padel worden gebruikt.
Padelschoenen: De speciale schoenen die worden gebruiken tijdens het padellen
Padellen: het meervoud van padel
Passing shot: Een slag die langs een netspeler wordt geslagen.
Punt: De kleinste eenheid in de score van een padelwedstrijd.
Q – Padeltermen met de ‘Q’
Qualifier: Een speler die zich via een voorronde kwalificeert voor het hoofdtoernooi.
Quick feet: Het snel bewegen van de voeten voor een goede positionering.
Quit: Het opgeven van een wedstrijd door een speler.
R – Padeltermen met de ‘R’
Rally: Een reeks slagen over en weer tussen de spelers.
Referee: De scheidsrechter die de wedstrijd leidt.
Return: De slag waarmee de service van de tegenstander wordt teruggeslagen.
S – Padeltermen met de ‘S’
Serve: De beginslag van een punt.
Servicevak: Dit is het vak waarin je tijdens het serveren in moet slaan.
Smash: Een harde slag van bovenaf, vaak om het punt te winnen.
Slice: Een slag waarbij de bal met een schuine beweging wordt geraakt, wat een dalende balbaan veroorzaakt.
Spaanse toss: De manier waarop wordt bepaald wie er begint met serveren.
T – Padeltermen met de ‘T’
Tiebreak: Een beslissend game bij gelijke stand in een set.
Topspin: Een slag waarbij de bal een voorwaartse draai krijgt.
Tweener: Een slag tussen de benen door, meestal gebruikt als een verrassingsslag.
U – Padeltermen met de ‘U’
Unforced error: Een fout die wordt gemaakt zonder dat de tegenstander druk uitoefent.
Umpire: De official die de wedstrijdregels handhaaft.
Uitbal: Een bal die buiten de geldige speelruimte landt.
V – Padeltermen met de ‘V’
Volley: Een slag waarbij de bal wordt geraakt voordat deze de grond raakt.
Voetenwerk: De beweging en positionering van de voeten tijdens het spel.
Vibora: De Vibora in padel is een krachtige, aanvallende slice smash.
W – Padeltermen met de ‘W’
Winner: Een slag die direct een punt oplevert omdat de tegenstander de bal niet kan retourneren.
Wild card: Een uitnodiging voor een speler om deel te nemen aan een toernooi zonder kwalificatie.
Walkover: De automatische overwinning doordat de tegenstander niet verschijnt of opgeeft.
Z – Padeltermen met de ‘Z’
Zone: De mentale staat waarin een speler op zijn best presteert.